Onderzoek

Cel Natuurrapport

In het decreet Natuurbehoud werd aan het Instituut voor Natuurbehoud opgedragen op geregelde tijdstippen te rapporteren over “de toestand van de natuur in Vlaanderen” en daarbij ook trends en toekomstverwachtingen te analyseren, evenals het voorbije natuurbehoudbeleid te evalueren. Hierbij dient er een bijzondere aandacht te gaan naar de afbakening van VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk) en IVON (Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk) en naar de voortgang van de natuurrichtplannen van natuurgebieden. De doelstelling van het natuurrapport is het leveren van informatie over “de toestand van de natuur” in een vorm die toelaat de kwaliteit van natuur- en milieubeleid te optimaliseren.

Waarover gaat het?

De toestand van de natuur, vaak uitgedrukt als biodiversiteit, wordt in grote mate bepaald door omgevingsfactoren of “abiotische” karakteristieken.

De zogenaamde ecodistricten zijn een algemene leidraad om deze biodiversiteit te beschrijven. Elk ecodistrict heeft zijn typerende landschapskenmerken en standplaatsfactoren die op hun beurt de verspreiding en de kwetsbaarheid van soorten en ecotopen bepalen.

Veranderingen in de toestand van de natuur zijn ontegensprekelijk het gevolg van externe factoren die op allerlei wijzen invloed hebben op het milieu van de natuur. Deze factoren worden algemeen aangeduid als “milieuthema’s”. Voorbeelden zijn versnippering, verdroging, eutrofiëring verzuring, vergiftiging, etc.

Er wordt getracht om tweejaarlijks zo gedetailleerd mogelijk te rapporteren over de toestand van de natuur en de veranderingen ervan in termen van soorten en ecotopen en dit zowel voor terrestrische als voor aquatische systemen. Daarnaast wordt deze toestandsbeschrijving zoveel mogelijk vertaald in termen van “milieu-effectketens”. Op die manier proberen we NARA (het natuurrapport) en MIRA (het milieu- en natuurrapport) met elkaar te verweven.

Naast deze (vooral negatieve) effecten van de milieuthema’s op natuur hebben een aantal activiteiten ook een positieve invloed, zoals diverse vormen van natuurbeheer en de herstelmaatregelen in het kader van de milieutechnische natuurbouw. Er wordt in kader van het NARA dan ook gepoogd om deze “vooruitgang van de natuur” in kaart te brengen.

Ook het natuurbeleid heeft als doelstelling via plannen en acties de toestand van de natuur te verbeteren. Het aankopen van natuurgebieden, het uitwerken van een natuurnetwerk en het ondersteunen van natuurbeheer moeten bijdragen tot een verbetering van de kwaliteit en de kwantiteit van natuur in Vlaanderen. Verder dient het natuurbeleid de integratie van natuur in andere beleidsdomeinen te stimuleren. Een analyse en evaluatie van het natuurbeleid zal een herkenbaar onderdeel worden van het NARA.

Om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de toestand van de natuur en het opvolgen van veranderingen in de tijd is het nodig dat er op geregelde tijdstippen gegevens verzameld worden op een gestandaardiseerde methode. Een overzicht van bestaande en lopende monitoringsinitiatieven kan gevonden worden op de monitoringssite.

De gebruikers

Vermits het natuurrapport trends beschrijft, problemen aangeeft en beleidsinitiatieven evalueert, fungeert het als een belangrijk weten-schappelijk instrument om het Vlaamse en Internationale milieu- en natuurbeleid te evalueren en ondersteunen.

Het natuurrapport kan ook aangewend worden door regionale en lokale verenigingen die zich bezig houden met natuurbeheer, personen en verenigingen die direct of indirect de toestand van de natuur beïnvloeden (boeren, vissers, boseigenaars, …), of die betrokken zijn bij de educatie (leraars, natuurgidsen, …).

Natuurontwikkeling en -beleid

De cel Natuurontwikkeling en natuurbeleid wil een stimulerende en ondersteunende rol spelen bij het streven naar een efficiënt gebiedsgericht natuurbeleid in Vlaanderen. Dit beleid moet resulteren in een grotere zorg voor natuur en landschap en dit zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak. Speerpunten van het Vlaamse, gebiedsgericht natuurbeleid zijn een betere handhaving van natuurwaarden en meer natuurherstel en natuurontwikkeling.

Natuurontwikkeling of milieubouw in gebieden waar de natuurwaarden momenteel ontbreken of in meer of mindere mate gedegradeerd zijn, is onmogelijk zonder de gepaste beleidsinstrumenten en –visies. Vanuit dit inzicht is dan ook geopteerd om de thema’s natuurontwikkeling en natuurbeleid te groeperen in één onderzoeksentiteit, mede omdat beide thema’s vaak binnen eenzelfde projectbasis aan bod komen.

  • De drie algemene doelstellingen van de cel NO & B zijn :Advies en onderzoek m.b.t. planologische voorwaarden en instrumenten voor het gebiedsgericht natuurbeleid
  • Praktijkgerichte, en bij voorkeur structurele, samenwerking met openbare besturen voor het stimuleren, onderbouwen en opvolgen van natuur(ontwikkelings)acties
  • Ondersteunend onderzoek voor ontwikkeling van natuur op gronden met geen of geringe natuurwaarde via milieubouw of milieuherstel

De Cel NO & B wil op de diverse beleidsniveaus praktijkgerichte inbreng leveren, maar de hoofdaandacht gaat naar begeleiding en ondersteuning van de verschillende administraties en diensten binnen de Vlaamse gemeenschap die betrokken zijn bij inrichting en beheer van het buitengebied.

Structurele en duurzame samenwerking wordt hierbij nagestreefd, omdat dit in de praktijk voor de betrokken partijen ook de beste garanties biedt voor een vlotte doorstroming en duidelijke kanalisatie van de diverse vragen vanuit het beleid enerzijds en de logistieke steun, de kennisvertaling en/of de adviezen vanuit het I.N. anderzijds. Dergelijke samenwerkingsverbanden bestaan momenteel met AMINAL afdeling Natuur en afdeling Water, AWZ afdeling Beleid en het provinciebestuur West-Vlaanderen.

Versnippering

In het kader van de “Toestand van de natuur” worden de volgende doelstellingen met het oog op effecten van versnippering op de natuur geformuleerd :

  • Definiëren van versnippering met betrekking tot natuur en aanduiden van indicatoren en oorzaken van versnippering op verschillende organisatieniveaus;
  • Aanduiden van knelpunten m.b.t. ruimte voor natuur in Vlaanderen ;
  • Relaties aanduiden tussen het ruimtelijk natuurbeleid en het ‘functioneren’ van natuur in Vlaanderen;
  • Beoordeling van het ruimtelijk natuurbeleid (Vlaams Ecologisch Netwerk);
  • Scenarioanalyse m.b.t. het functioneren van natuur in Vlaanderen op een globaal niveau en binnen de ruimtelijke randvoorwaarden;
  • Evaluatie ontsnipperingsmaatregelen.

In onderstaande lijst krijgt u een opsomming van aspecten die benaderd of uitgevoerd zullen worden i.f.v. versnippering :

  • Definitie versnippering voor natuur (ecotoopverlies, barrière, rustverstoring);
    Ruimtelijke voorstelling van versnippering voor ecodistricten (ecosysteemanalyse + relatieve vergelijking);
  • Relatie tussen versnippering en beleidskaarten;
  • Opzetten van werkgroep rond versnippering;
  • Inventaris van onderzoek (fundamenteel), projecten (toegepast, vb. MINA-acties);
  • Inventaris van uitgevoerde en geplande ontsnipperingsmaatregelen;
  • Uitwerking habitatkaarten;
  • Uitwerking signaalkaarten wegen – waterlopen;
  • Monitoring van ontsnipperingsmaatregelen;
  • Monitoring van verkeersslachtoffers structureel organiseren;
  • Opzetten van projecten die de relatie beschouwen tussen soorten en versnippering;
  • Opzet van databank meetnet, knelpunten, ontsnipperende acties (zowel gewestelijk ,
    provinciaal, gemeentelijk, lokaal), projecten;
  • In het kader van “ruimte voor natuur” uitwerking en opvolging van
    kwetsbaarheidkaarten;
  • Vraagstelling naar wettelijk kader voor ontsnippering.

Indien u betrokken wil worden bij het “versnipperingsgebeuren” in Vlaanderen (als geïnteresseerde, deskundige, criticus,….) of één van bovenstaande items interesseren u in het bijzonder, zend dan uw coördinaten naar Johan Peymen.

Door uw interesse en/of bijdrage kan er een netwerk van betrokkenen opgezet worden waardoor de kijk op de versnippering in Vlaanderen kan verbeterd worden wat op zijn beurt nuttig is voor het bijsturen van het beleid. Tenslotte is het de bedoeling om versnippering in Vlaanderen te minimaliseren.

Ecohydrologie en Watersystemen

De cel ‘Ecohydrologie en Watersystemen’ doet toepassingsgericht wetenschappelijk onderzoek naar het ecologisch functioneren van aquatische en waterafhankelijke terrestrische ecosystemen. De algemene doelstelling is inzicht te krijgen in waterstromen en in de interactie tussen water(stromen) en het biotisch systeem.

De karakteristieken van waterstromen (grondwater, rivieren, getijden), zijn in vele gevallen bepalend voor het functioneren, de potenties en de natuurwaarden van aquatische en waterrijke ecosystemen. Aspecten die in het onderzoek aan bod komen zijn o.a.

  • ecologische en hydrologische sleutelprocessen;
  • de evolutie van het ecosysteem onder bepaalde abiotische voorwaarden;
  • gevolgen van ingrepen in de hydrologie (waterbeheer) op de natuur;
  • natuurbeheer en – ontwikkeling in relatie tot het watersysteem;
  • natuurpotentie in valleigebieden.

Een tweede aandachtspunt is het waterbeheer in het landelijk gebied. Het onderzoek concentreert zich op de water- en sedimentstromen in onbevaarbare waterlopen en hun veiligheidsaspecten.

Het onderzoek wil kennis en inzichten aanbieden die een optimale integratie van waterbeheer en natuur mogelijk maken. Het doel is tot een ‘integraal valleibeheer’ te komen, waarbij zowel de waterloop, de oever als de aansluitende vallei worden betrokken. Ecologische principes en veiligheidsaspecten vormen de basis.

In het project ‘Ecohydrologie van kwelgebonden ecosystemen in valleigebieden’ wordt onderzoek gedaan naar het functioneren van kwelgebieden en hun typische vegetaties. Het betreft vochtige en natte terrestrische vegetaties die zowel op Vlaams als Europees niveau als zeer waardevol worden beschouwd. 

Ze worden in sterke mate beïnvloed door de grondwaterstromen uit het omringende landschap die het ondiepe grondwater in de valleien voeden met water, nutriënten en mineralen. De relatie tussen de samenstelling en verspreiding van soorten en vegetaties enerzijds , en de hydrologische kenmerken van de standplaats anderzijds staan centraal en vormen de basis voor hydro-ecologische modellen.

Het ecohydrologisch onderzoek in de valleien van de Dijle, Demer en Nete en in het provinciaal domein ‘Het Vinne’ is meer probleemgericht. In deze projecten ligt de nadruk op de relatie tussen de vallei-ecosystemen en het beheer van het oppervlaktewater. Het rivierbeheer heeft belangrijke gevolgen voor de natuurwaarden in de vallei. Vooral de waterberging in valleigebieden bij hoge afvoeren en de verdroging van standplaatsen tijdens zomerafvoeren zijn aandachtspunten.
Het onderzoek onderbouwt het herstel van natuurlijke rivierprocessen zoals waterberging, meandering en vernatting in het kader van nieuwe waterbeheersplannen en een veilig rivierbeheer. Het doel is het verbeteren of het in stand houden van (voor natuur) gunstige hydrologische randvoorwaarden om de kansen voor waardevolle ecosystemen in de valleien te verhogen. Ook bij het onderzoek van de vegetatie-ecologie in de alluviale gebieden langs de Zeeschelde staat de relatie tussen oppervlaktewaterbeheer en het vallei-ecosysteem centraal: er wordt gewerkt aan een conceptueel vegetatiemodel om voorspellingen te kunnen doen over te verwachten vegetatieontwikkelingen bij de inrichting van overstromingsgebieden langsheen het Schelde-estuarium.

Ecologische en ecohydrologische monitoring zijn andere aandachtspunten van de onderzoekscel. In het kader van de Hydrologische monitoring in natuurgebieden coördineert en ondersteunt de cel de grondwatermonitoring in natuurgebieden in Vlaanderen. De monitoring kadert gedeeltelijk in de uitvoering van het decreet Natuurbehoud, waar voor het IN een rol is weggelegd. Samen met de cel Natuurrapport worden verschillende initiatieven genomen om de monitoring verder uit te bouwen en te optimaliseren. De databank van waterpeilen en de chemische samenstelling van het grondwater kan in het lokaal en regionaal natuur- en milieubeleid worden ingezet.

De biomonitoring in het Schelde-estuarium omvat een uitgebreid monitoringprogramma waarin aspecten van water- en bodemkwaliteit, water- en broedvogels, macrobenthos en vegetatie aan bod komen. Ingrepen in het estuariene ecosysteem worden opgevolgd en geëvalueerd, en op lange termijn vormt deze monitoring de basis voor ingreep-gevolg analyses.

Dit onderzoek levert een bijdrage aan de visieontwikkeling inzake ecologisch herstel van het Schelde-estuarium en de Zeeschelde. Het project vormt een onderdeel van de Lange Termijnvisie voor het Schelde-estuarium (LTV), waarbij drie werkgroepen, elk vanuit hun eigen invalshoek, aan één integrale visie voor de ontwikkeling van het estuarium werken.
Verder komen verschillende concrete projecten aan bod, zoals de Keetenissepolder, de waterkering rond Lillo-Fort, de dijkwerken aan Heusden, Lippenbroek en Kruibeke-Bazel-Rupelmonde, en de ontwikkeling en instandhoduing van natuur in en rond de Waaslandhaven,.

Het ecologisch onderzoek van de baggerspeciedijk te Magerhoek loopt in opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen en kadert in een groter project dat de bruikbaarheid van vervuilde onderhoudsbaggerspecie bij de aanleg van landschapsdijken tracht te evalueren.

Het hydrologisch onderzoek in het landelijk gebied concentreert zich op de analyse van hoogwaterafvoeren in functie van het veiligheidsbeleid, de laagwaterafvoeren, de kwaliteit van de hydrologische data en de erosie en sedimentatieprocessen in onbevaarbare waterlopen. De resultaten onderbouwen het beheer van de onbevaarbare waterlopen.

De activiteiten van de cel vormen een evenwichtige combinatie van beleidsondersteunend onderzoek (gericht op de middellange termijn met een tijdsvenster van 5 tot 10 jaar), toegepast projectonderzoek en adviesverlening op korte termijn. Hiervoor werkt de onderzoekscel nauw samen met verschillende overheden en administraties, zoals de afdelingen Natuur, Water en Bos & Groen van AMINAL, AWZ, Provincies en onderzoekseenheden van verschillende universiteiten en instituten. De cel adviseert het beleid en beheerders met betrekking tot watergebonden onderwerpen (zoals het VIWC) en draagt actief bij tot de ontwikkeling van lange termijnvisies voor valleigebieden (Minaplan).